Mijn Pasen van de oorlog

Volgens de paus was dit het Pasen van de oorlog en wie ben ik om hem ongelijk te geven. Het is niet dat ik in de verte inslagen hoorde van mortieren of raketten, maar helemaal stil wilde het niet worden in mijn hoofd.

Mijn Pasen ving aan in een basiliek in het Gooi, waar het in de aanloop naar het binnenbrengen van het licht ook maar niet stil wilde worden. Het gebabbel was alomtegenwoordig. Blijkbaar was er veel om over bij te praten, maar de kerk lijkt mij daarvoor niet de juiste plek. Er zijn genoeg cafés in de buurt.

Gelukkig werd het net op tijd stil. Het werd donker en het werd weer licht door het kaarslicht dat we aan elkaar doorgaven.

Toen volgde die schitterende reeks lezingen die vooruitwijst naar dat lege graf en de verrijzenis. Voor mij is de mooiste die uit de brief van Paulus aan de christenen van Rome. ‘Gij weet toch, dat de doop, waardoor wij één zijn geworden met Christus Jezus, ons heeft doen delen in zijn dood? Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, een nieuw leven zouden leiden’, schrijft de apostel.

Door de doop deel zijn aan dood en uiteindelijk aan een nieuw leven. Je moet het maar geloven.

Wij katholieken zingen minder graag

Het koor stond in deze kerk achterin, wat mij enigszins in verwarring bracht. Wij katholieken zingen niet zo graag als protestanten, het is fijn als het koor dat voor ons doet. Maar dat koor ontbrak in mijn gezichtsveld. Ik moest maar afwachten wanneer ze begonnen met zingen.

Gelukkig zat er voor ons een oudere jongere. Hij was alleen, maar oogde niet eenzaam. Hij droeg een rode trui en keek af en toe naar ons om met een blik van ‘Waar blijven jullie nou?’. Hij was ons steeds een stapje voor met zingen, bidden en amen. Het zal misschien twee seconden verschil zijn geweest, maar hij liep voorop. Daardoor was hij ook als eerste bij het lege graf en die avond in de basiliek de eerste getuige van de opstanding. De eerste christen.

Het was nog avond, het werd nacht en het werd paaszondag. Nog altijd was het oorlog. Om 12 uur sprak de paus zijn traditionele paasboodschap uit. Franciscus was er weer in geslaagd nieuwe woorden te vinden om zijn afschuw van de oorlog in Oekraïne uit te spreken. “Alstublieft, alstublieft, laten we niet wennen aan de oorlog”, zei hij. Hij begon staande aan zijn toespraak, ging zitten en toen weer staan. De paus heeft last van kniepijn. Om hem heen de Nederlandse bloemen, waarover hij niet sprak. Ik weet het: een bijzaak, maar wel een belangrijke bijzaak.

Alles ging door

Het bleef Pasen en alles ging door. We lunchten in de tuin, Dylan van Baarle won Parijs-Roubaix en PSV de beker. De Russen maakten zich ondertussen klaar voor het offensief in Oost-Oekraïne. Het werd avond en het werd morgen en het was tweede paasdag.

Aan het eind van de middag ging ik in Utrecht naar de bioscoop. Om precies te zijn naar de film Louis over het leven van voetbalcoach Louis van Gaal. De film werd vertoond in een groot bioscopencomplex vlak bij het station en wel in zaal 14, in ons ontkerkelijkte land inmiddels het enige heilige getal. De zaal was donker, woest en leeg. Er waren slechts een paar toeschouwers op de voorstelling afgekomen. Maar toen begon de film en werd het licht. In de film neemt Van Gaal ons bij de hand en leidt ons door zijn leven. Zijn meest geliefde leerlingen komen aan het woord, alsmede een enkele schiftgeleerde die maar niet in hem wilde geloven.

Van Gaal: altijd maar op zoek naar bevestiging. Stemverheffing als een schild. Maar dan krijgt hij problemen met zijn gezondheid en wordt alles anders. We zien hoe hij in een rolstoeltaxi naar huis wordt gebracht na een interland. De taxi rijdt over een oneffenheid in de weg, de auto schokt, Van Gaal krimpt van de pijn en verbijt die vervolgens. De pijn overwonnen. Het leven gewonnen.

Na afloop ging het licht even aan. De aftiteling liep nog en in mijn gevoel werd het toen weer donker. Binnen een minuut was de zaal leeg. Zo gingen we de nacht in. En de oorlog woedde voort.

Deze column verscheen eerder in Trouw van 23 april 2022.

Comments are closed.