Dat Adrianusjaar komt als geroepen

Mocht u het wellicht gemist hebben, dan volgt hier een belangrijke mededeling: het Adrianusjaar is begonnen. Dat moet Adrianus VI, de paus uit Utrecht, de komende maanden in de schijnwerpers zetten. Op 9 januari was het 500 jaar geleden dat Adriaan Floriszoon het hoogst haalbare ambt in handen kreeg. Van timmermanszoon tot paus.

Wat een verhaal.

En ach, laten we hem in deze column maar gewoon even ‘de enige Nederlandse paus’ noemen, hoewel ons land 500 jaar geleden nog niet bestond. Er mag al zo weinig tegenwoordig.

Ik moet vaak denken aan het grafmonument van Adrianus in de Santa Maria dell’Anima, dicht bij de Piazza Navona, dat overbekende Romeinse plein met zijn barokke fonteinen. Adrianus is liggend afgebeeld, terwijl hij met zijn linkerhand zijn hoofd, getooid met de pauselijke tiara, ondersteunt. Ik weet nog dat ik er voor de eerste keer voor stond. Ik moet twaalf jaar oud zijn geweest. Voorzichtig deed ik het hekje open dat naar het priesterkoor leidde. Meteen rechts zag ik Adrianus liggen. Ik weet nog dat ik heel zachtjes deed, bang als ik was om hem wakker te maken.

Het maakte allemaal zo’n eenzame indruk.

Iemand vertaalde voor mij de Latijnse tekst die op het graf staat: ‘Helaas, wat maakt het toch veel uit in welke tijden de deugdzaamheid van zelfs de beste mens zich voordoet’. Het woord onbegrepen viel om mij heen, maar wat onbegrepen nu precies inhield, begreep ik toen nog niet.

Krenterige asceet

Las ik later boeken over Rome of pausen, dan kwam Adrianus er regelmatig bekaaid vanaf. En niet alleen vanwege het feit dat zijn pontificaat maar zo kort duurde. Neem Christopher Hibbert in zijn voor het overige verrukkelijke boek Rome: the biography of a city. Hij heeft het over het ‘korte en saaie’ pontificaat van de ‘obscure en krenterige asceet, de Vlaamse Adrianus VI, die meer tijd doorbracht met bidden en studeren dan met de problemen van de kerk’.

Zijn sobere levensstijl paste dan wel niet bij het Rome van de renaissance, maar Adrianus zag wat er loos was in zijn kerk. Hij hield weliswaar Luther niet binnenboord, maar gaf wel toe dat de kerkhervormer op een aantal punten gelijk had. In feite was Adrianus zijn tijd ver vooruit.

In zijn eigen stad bleef het, mede dankzij de reformatie, ook heel lang stil rond hem en nog altijd denkt het grote publiek bij Utrecht eerder aan Anton Geesink dan aan Adrianus. Nu kun je tegen deze formidabele judoka ook nauwelijks op. Adrianus kreeg pas in 2015 een standbeeld in zijn geboortestad, midden in het centrum. Deze week fietste ik erheen. Daar stond Adrianus, terwijl het eerste zonlicht sinds dagen op hem scheen. Eindelijk in het volle licht. Wat zou hij van zijn geboortestad vinden als hij van zijn sokkel stapte en de boel eens ging verkennen?

Adrianus zou bijna alles missen van het Utrecht dat hij achterliet. De Dom had hij al opgemerkt, die stond er gelukkig nog. Maar waar waren al die kerken gebleven uit zijn jeugd? Het zou hem duizelen van alles wat hij niet thuis kon brengen. Hij zou misschien de Domkerk – die stond er tenminste nog – inlopen en zich afvragen waarom het er allemaal zo kaal was. Waar waren al die heiligenbeelden gebleven? En wat was er met het Allerheiligste gebeurd?

Kerken en debatcentra

Iemand zou hem misschien herkennen en vertellen dat er in Amsterdam een debatcentrum is dat in een kerk is veranderd en dat zijn opvolger Franciscus van de kerk juist een debatcentrum wil maken. “U lijkt op Franciscus. Weet u dat er kardinalen zijn geweest die in het conclaaf tegen hem hebben gezegd: ‘Je kunt je Adrianus noemen, want ook jij moet gaan hervormen’.”

Jammer genoeg heeft Adrianus zijn sokkel niet verlaten, maar dat Adrianusjaar komt precies op tijd voor de kerk in zijn geboortestreek die in een crisis zit en soms niet weet hoe het verder moet. Misschien wijst ook Adrianus wel de weg naar een kerk die nog eeuwen mee kan. Een sobere, dienstbare kerk met oog voor de armen. Want ook voor hen had hij, net als Franciscus, bijzondere aandacht, vertelde kerkhistoricus Paul van Geest vorige week op een conferentie die nota bene op Vaticaans grondgebied werd gehouden. En zo krijgt de rehabilitatie van Adrianus steeds meer vorm.

Eindelijk heeft hij de tijden mee.

Deze column verscheen eerder in Trouw van 22 januari 2002.

Comments are closed.