In God is geen kwantiteit, maar kwaliteit

In december 1987 zat ik in de keuken van mijn ouderlijk huis te ontbijten, toen ik op de radio een reportage hoorde aankondigen over de begrafenis van kardinaal Alfrink die juist op die dag zou plaatsvinden. Er werd overgeschakeld naar de Sint-Catharinakathedraal in Utrecht en ik hoorde voor de eerste keer in mijn leven het stemgeluid van Gerard Klaasen. In zijn kenmerkende stijl beschreef hij hoe gelovigen afscheid namen van de kardinaal. Er ging een zekere betovering uit van zijn verslag en ik zag bij wijze van spreken de overleden kardinaal naast mij in zijn kist liggen.

Het was een van die momenten dat ik wist wat ik met mijn leven wilde. Net als die keer in Rome toen ik een presentator van Brandpunt, de vermaarde actualiteitenrubriek van de KRO, in een mooie regenjas en een Corriere della Sera in zijn hand een hotel uit zag komen. Ik wilde Vaticaankenner worden, berichten over paus, bisschoppen en spanningen in de Nederlandse kerkprovincie.

Joviale man met een fenomenaal geheugen

Later werden Gerard en ik collega’s bij de KRO en leerde ik hem kennen als een joviale man met een fenomenaal geheugen. Ik kwam bij hem thuis waar hij omringd werd door zijn archief dat bestond uit cassettebandjes en cd’s van al zijn radioreportages en mappen vol krantenknipsels, keurig gerangschikt. Verder stonden er foto’s van allerlei bekende Nederlanders die hij ooit had geïnterviewd. Ze waren zijn dagelijks gezelschap.

Ooit maakten we samen met onze gezamenlijke vriend Christian een Beatles-bedevaart naar Liverpool. Samen bezochten we de heilige plekken uit het leven van The Fab Four. In het vliegtuig zat ik naast Gerard. We waren net in de lucht toen hij een aantal archiefmapjes uit zijn tas haalde. Drie, als ik me niet vergis: ‘Beatles algemeen’, ‘Beatles solo’ en ‘Beatles Nederland’. Wilde hij indruk op mij maken?

En nu is Gerard dood, nog maar zeventig jaar oud, en moet ik wennen aan het feit dat hij er niet meer is. Het is eigenlijk best tragisch dat hij niet al de berichten kan lezen die vrienden voor hem achterlaten op Facebook. Niet weet dat de zon vandaag schijnt en hij pas wordt begraven als iedereen terug is van de heiligverklaring van Titus Brandsma in Rome.

Juist vorige week stuurde iemand mij het boekje Woorden op de drempel, Overdenkingen over sterfelijkheid van René Grotenhuis, theoloog en oud-directeur van de katholieke ontwikkelingsorganisatie Cordaid. Gerard heeft hem gekend. Vorig jaar juli kreeg Grotenhuis de diagnose slokdarmkanker. Een paar maanden later overleed hij aan de complicaties van een operatie.

In het boekje wacht Grotenhuis op die operatie. Hij schrijft over de aanvaarding van zijn ziekte, de eindigheid van het leven, zijn geloof en over het bestaan als een voortdurende rite de passage.

‘Mijn vraag: Waarom nu?’

Hadden Gerard en René Grotenhuis nog allebei geleefd en werkte Gerard nog bij de omroep, dan had hij hem voor de microfoon gehaald. Ik hoor hem al: “René Grotenhuis, theoloog. Woorden op de drempel, overdenkingen over sterfelijkheid. Een boekje, 48 pagina’s dik, mijn vraag: ‘Waarom nu?’”

Lang geleden las Grotenhuis Niemand is onsterfelijk van Simone de Beauvoir over de ondraaglijkheid van een leven dat geen einde kent. ‘Gods schepping kan alleen bestaan als ze naast opbouw ook afbraak kent, als er naast leven ook dood is’, schrijft hij. ‘Zo zijn we door Hem in het bestaan geroepen en gewild, als sterfelijke mensen die daar weet van hebben.’

Ook Gerard wist dat hij sterfelijk was en dat hij niet lang meer te leven had. Toch heeft de dood hem overvallen, als een dief op klaarlichte dag. Ik zie zijn huis voor mij en al die archiefmappen. Wees lief voor ze, vraag ik aan degenen die zijn huis straks opruimen. Papier heeft het al zo moeilijk. Was Gerard klaar met het leven? Ik weet het niet. Dat proefschrift over bisschop Gijsen komt er nu niet meer. Maar dat is niet de graadmeter.

Grotenhuis schrijft dat er in christelijk perspectief geen onvoltooid leven bestaat. Op zijn twaalfde overleed hij bijna door een geperforeerde blindedarm. Uiteindelijk werd hij – net als Gerard – zeventig jaar. ‘Het is in zekere zin een bevrijdende gedachte dat het niet uitmaakt of ik op mijn twaalfde was gestorven of nu op mijn zeventigste of dat ik nog een flink aantal jaren mee mag blijven doen. In God, zo schreef ik ooit, is geen kwantiteit, maar kwaliteit.’

Sublieme woorden van troost. Ook voor hemzelf.

Deze column verscheen eerder in Trouw van zaterdag 14 mei 2022. 

Comments are closed.