IMG_5622 2

Katholieken van Nederland, er is nog niets verloren

De stemming in ons land doet euforisch aan. Op straat wordt weer gegeten en gedronken dat het een lieve lust is.

Ook de kerken mogen weer meer mensen toelaten, ze kunnen van dertig naar zestig mensen. De rooms-katholieke kerk houdt het aantal toegestane gelovigen bij vieringen in kleine kerken voorlopig nog even op vijftig. Voor grotere kerkgebouwen met meer dan driehonderd ­reguliere zitplaatsen geldt dat maximaal 15 procent van het aantal zitplaatsen mag worden benut. Dat wordt nog rekenen. Misschien kan de apostel Thomas, patroonheilige van de landmeters, hier nog iets in betekenen.

In tegenstelling tot de wereld om hen heen, lijkt er onder de katholieken van euforie over de terugkeer naar het aan hen toegewezen godshuis nog geen sprake. De rooms-katholieke kerk in ons land is verzwakt uit de coronacrisis gekomen, ook omdat er al sprake was van onderliggend lijden. De toestand van de kerk liet al te wensen over en dan hakt zo’n virus er ook nog eens flink in. Nu zakt de Moederkerk zelfs af en toe even weg en droomt dan van haar rijke verleden dat in brokstukken om haar heen ligt.

Een doodsche stilte als der woestijnen
Zweeft hoorbaar om der zuilen top,
Daalt van der koepels breede lijnen,
Stijgt van ‘t bedekt plaveisel op …

Dit zijn dichtregels van Herman Schaepman (1844-1903), de Twentse priester-dichter; in de tweede helft van de negentiende eeuw een groot katholiek emancipator. Dat woord is trouwens bijna vergeten: emancipator. Schaepman zelf lijkt niet vergeten. Overal in ons land zijn er Dr. Schaepmanlanen en Dr. Schaepmanstraten. Maar hoeveel bewoners weten nog wie hij was?

Een monument van Noord-Koreaanse proporties

In Schaepmans geboorteplaats Tubbergen staat nog altijd een uit 1927 ­daterend standbeeld van hem. Een paar weken geleden was ik daar in de buurt en besloot ik erheen te rijden om Schaepman een bezoek te brengen.

Het standbeeld bleek lastig bereikbaar met de auto. Zo ontbeerde het monument een parkeerplaats voor personenauto’s en toeristenbussen. Er schuin tegenover was weliswaar een zuivelhandel waar ruimte was om mijn auto te parkeren, maar ja, misschien was de eigenaar daarvan wel een ander geloof toegedaan en zat hij niet te wachten op nieuwsgierige toeristen als ik. Ik zette mijn auto een paar straten verderop neer en liep via een voetgangerstunnel terug naar het monument dat zich in de verte op een heuvel aandiende. Hoe dichter ik bij Schaepman kwam, des te groter het standbeeld werd. Dit was een monument van Noord-Koreaanse proporties. Waarvan zelfs Kim Jong-un zou zeggen: ‘Je kunt ook overdrijven’.

Toen ik eenmaal voor hem stond, was ik nog steeds onder de indruk. Daar stond de emancipator die uitkeek over een wereld die al lang niet meer de zijne was. Het brons van het beeld was door de tijd aangetast, maar voor de rest straalde Schaepman vooral strijdbaarheid uit. Niet voor niets had hij zijn rechtervuist gebald. Op de voorkant van de granieten sokkel prijkte zijn wapen (met daarin een ganzenveer) en Schaepmans beroemde devies ‘Credo pugno’ (ik geloof, ik strijd).

Dr. Schaepmanhoekje

In het gemeentehuis van Tubbergen bleek zich nog het Dr. Schaepmancentrum te bevinden. Dat moest ik natuurlijk ook zien. Helaas vertelde de receptionist daar dat het Schaepmancentrum was teruggebracht tot een Schaepmanhoekje. ‘Vanwege de coronapandemie, begrijpt u wel’.

Dat hoekje bleek een vitrine te zijn met daarin onder meer het dodenmasker van Schaepman en een sigarenkoker in schildpad uitgevoerd en met onder meer goud, zilver en parelmoer ingelegd. Een geschenk van paus Pius IX aan Schaepman. Allemaal mooi hoor, maar ik liep toch een beetje teleurgesteld het gemeentehuis van Tubbergen uit. Was dit nou alles wat er van het Dr. Schaepmancentrum zou overblijven?

Je mag hopen van niet. Zoals je ook mag hopen dat de katholieke kerk in ons land niet definitief verwordt tot een monument waar je moeilijk je auto kwijt kan; een fremdkörper in een landschap dat voorgoed veranderd is. Een vitrine in het gemeentehuis. De vraag is of de katholieken van Nederland zich zullen neerleggen bij deze neergang van hun kerk. Of zullen ze de coronacrisis aangrijpen als een nieuw begin? Dat laatste vereist een gezonde omgang met het verleden, moed en creativiteit bij de kerkleiding en een gezonde portie vechtlust bij alle gedoopten.

Er is nog niets verloren, katholieken van Nederland. Dus bal die vuist en zeg het Schaepman na: ‘Ik geloof, ik strijd’.

Deze column verscheen eerder in Trouw van 5 juni 2021.

IMG_5622 2

De troostende werking van nooit gelezen boeken

Ik googelde ‘Hugo de Jonge’ gecombineerd met ‘soep’ en ik kreeg als zoekresultaat ‘versoepelen’. Daarna googelde ik ‘Hugo de Jonge’ gecombineerd met ‘boeken’ en kreeg ik ‘Zoek alvast een camping, maar wacht tot volgende week met boeken’. Ten slotte googelde ik ‘Hugo de Jonge’ en ‘cultuur’ en ik kreeg ‘het was on­gelukkig om cultuur niet-essentieel te noemen’.

Tijdens een debat met de Eerste ­Kamer zei onze demissionair minister van volksgezondheid deze week dat die term ‘niet-essentieel’ uit een advies van de Gezondheidsraad kwam. Het had met de wetgeving op testen te maken, geloof ik, maar het gebruik van de term was ‘voer voor misverstanden’, vindt de minister nu. “Natuurlijk is cultuur essentieel, we kunnen niet zonder culturele uitingen”, aldus De Jonge. Eerder opperde hij om cultuurarmoede te bestrijden met het opzetten van een dvd. Nu laat De Jonge dus een ander geluid horen. Volgens de ­minister is het werk van kunstenaars en theatermakers ‘wat het leven mooi maakt’ en hebben mensen het ook ­nodig om optredens te kunnen bij­wonen in ‘zo groot mogelijke zalen’.

Een late bekering.

Hemelse muziek, grandioos theater en zinnige boeken

Als ik De Jonge was geweest, had ik de helende rol van kunst en de troostende werking van schoonheid benadrukt. Meer dan ooit hebben we behoefte aan hemelse muziek, grandioos theater en zinnige boeken als een medicijn tegen het leven dat je elke dag wel een ander kunstje flikt. Maar als het ging om versoepelingen van de coronamaatregelen was het lang wachten op meer zuurstof voor bibliotheken, boekhandels en theaters. “De geschiedenis leert dat politici in de schouwburg altijd eerste rang zitten, maar op het Binnenhof zit cultuur op de achterste rij”, schreef Bart Zuidervaart in deze krant.

We hebben het over schoonheid dus. En over troost.

Op Facebook schrijft hoogleraar oecumenica en remonstrants predikant Peter Nissen al ruim een jaar elke ochtend een stukje onder de kop ‘Van de schoonheid en de troost’, naar het beroemde VPRO-televisieprogramma van Wim Kayzer van een jaar of twintig geleden. Nissen is met zijn serie al toe aan aflevering 407. Elke ochtend zet hij een boek, film of een schilderij (De Jonge zou zeggen een ‘culturele ­uiting’) in het licht. Ik steek er altijd wat van op. Deze week ging het onder meer over de Franse schilder Georges Rouault, de heilige Beda de Eerbiedwaardige en de roman Raam, sleutel van Robert Welagen. Die roman werd door Nissen van harte aanbevolen. Ik nam mij voor ’m inderdaad te gaan ­lezen, maar vandaag of morgen komt Nissen weer met een nieuwe onweerstaanbare boekentip. Hem bijhouden in zijn aanstekelijke leesdrift lukt mij niet. Ik schiet als lezer hopeloos tekort.

Kansloos tegen zoveel goede smaak

Hetzelfde effect heeft de Amerikaanse literatuurcriticus Michiko ­Kakutani op mij. Kakutani was hoofdredacteur boekrecensies van de The New York Times en beveelt in haar nieuwste boek Ex Librisruim honderd favorieten aan. Daar zit van alles en nog wat bij: geliefde klassiekers, fictie, non-fictie, boeken over klimaatverandering, Mohammed Ali en over volksgezondheid. Van Saul Bellow tot Stefan Zweig.

Ik wist al snel nadat ik in Ex Libris begon te lezen, dat ik kansloos was. Kansloos tegen zoveel goede smaak, tegen Kakutani’s verrukkelijke stijl en tegen zoveel boeken waar je niet omheen kunt, maar waarvan ik waarschijnlijk maar een klein deel zal kunnen lezen. Alsof je voor een bergmeer staat dat je op doktersadvies helemaal moet leegdrinken.

In haar inleiding citeert Kakutani de Argentijns-Canadese non-fictieschrijver, essayist, vertaler, journalist en bibliofiel (was ik dat allemaal maar) Alberto Manguel. In zijn boek Een geschiedenis van het lezen beschrijft hij een Perzische potentaat uit de tiende eeuw die een reis ondernam waarbij hij zijn verzameling van 117.000 boeken zou hebben geladen op de ruggen van ‘vierhonderd kamelen die waren afgericht om in alfabetische volgorde te lopen’. Een prachtig beeld. Achter mij lopen inmiddels vierhonderd olifanten met mijn verzameling van tienduizenden niet-gelezen boeken op hun ruggen. Maar toch: het idee dat die boeken bestaan als mogelijke troost, is een geruststelling. Al lees ik er maar een páár.

Ik googel ‘boekenhemel’ en zie een foto van een boekhandel in de Chinese miljoenstad Chongqing. Er zijn 80.000 boeken te koop, maar onder meer door het gebruik van spiegels lijken het er oneindig meer. In mijn gedachten zet ik in die boekhandel een bordje neer met daarop de tekst: ‘Alleen kijken mag ook’.

Deze column verscheen eerder in Trouw van 29 mei 2021.

 

IMG_5622 2

Een ongrijpbare pinksterconferentie in Ahoy

Mijn eindredacteur belde. Of mijn column van deze week over Pinksteren zou kunnen gaan. “Je weet toch dat we een speciale ‘editie’ met Pinksteren maken die lezers kunnen downloaden op hun iPad? Ik denk dat die het heel leuk vinden om jouw column daarin aan te treffen.”

Ik hield mijn mond, maar dacht wel: ‘Mijn hemel, Pinksteren, dan schrijf ik nog liever over het Songfestival.’

Als doorgewinterd columnist draai ik mijn hand niet om voor kerkelijke feesten als Pasen en Kerstmis, maar met Pinksteren ligt dat toch anders. Terwijl het even stil bleef op de lijn, kwamen de volgende onaffe zinnen over Pinksteren in mijn hoofd voorbijgevlogen: uitstorting Heilige Geest, geboorte van de kerk, de leerlingen angstig bijeen in een afgesloten zaal, ‘wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden’ en de liturgische kleur is rood. Verder kwam ik niet.

“Denk er nog maar eens over na”, zei mijn eindredacteur. “Laat je nog even weten of het lukt?”

Het grootste christelijke evenement van ons land

Toch heb ik weleens eerder over Pinksteren geschreven. Voor deze krant ben ik een aantal keren op pinksterconferentie Opwekking geweest. Een blik in het archief van de krant leerde mij dat ik half mei 2016 voor het eerst naar Biddinghuizen reed om verslag te doen van dit grootste christelijke evenement van ons land. Dat was op dezelfde dag dat zanger Douwe Bob met Slowdown meedeed aan de finale van het Eurovisie Songfestival.

Ik weet nog dat ik, eenmaal aangekomen op het evenemententerrein dat naast Walibi Holland ligt, van de ene in de andere verbazing viel. Wat was het er druk. En wat waren hier een hoop gezinnen met kinderen. Jonge kinderen, maar ook pubers. Iedereen was zo blij. Terwijl het weer die zaterdagavond toch bepaald te wensen overliet. Het was maar 9 graden en het leek wel of alle regenbuien van Nederland zich hadden samengetrokken boven de hoofden van de 50.000 voornamelijk evangelische christenen die vervuld waren van de Heilige Geest.

Er stond een grote tent waarin geworshipt werd, vaak door middel van gezang. Het overgrote deel van de bezoekers kende de liederen en zong de tekst woord voor woord mee. De sfeer was euforisch. Dit was hún feest. Iedereen leek elkaar ook te begrijpen. Barrières van welke soort ook leken hier te zijn weggevallen.

Ik voelde me een buitenstaander

Toch voelde ik me een buitenstaander die zaterdagavond in 2016 op dat evenemententerrein in Biddinghuizen. Het leek alsof iedereen hier de Geest al had gevonden, terwijl ikzelf nog nauwelijks kon invoelen wat hij nu eigenlijk voorstelde. Zij hadden de wind – een vaak gebruikt beeld voor de Heilige Geest – al mee. Toen het alsmaar kouder werd, besloot ik naar huis te gaan. Daar bleek dat Douwe Bob op de elfde plaats was geëindigd met 153 punten.

Alsof de voorzienigheid ermee speelt, vallen ook dit jaar het Eurovisie Songfestival en pinksterconferentie Opwekking samen. Vanwege de coronamaatregelen ontmoeten de deelnemers elkaar dit jaar niet naast Walibi Holland, maar op een digitaal evenemententerrein.

Het Songfestival wordt deze keer in Ahoy in Rotterdam gehouden en daar mag zelfs publiek bij. De zaal is groot en de leerlingen zijn vrolijk en niet angstig. Net als bij Opwekking wordt hier gezongen, kennen de bezoekers de liedjes al en zingen ze die vaak woord voor woord mee. Taalbarrières zijn weggevallen, iedereen begrijpt elkaar. Dit is hún feest. In talkshows op de televisie buigen de Eurovisie-schriftgeleerden zich over het heilige repertoire en vermelden er dan graag bij of iets wel of niet in de geest van het Songfestival is.

Wat die geest inhoudt en hoe die werkt, daar krijg ik wederom geen grip op. Ook hier voel ik mij een buitenstaander.

De rol van de Geest bij een pausverkiezing

Terug naar de Heilige Geest. Misschien voel ik mij uiteindelijk nog het meest thuis bij het beeld dat kardinaal Joseph Ratzinger (de latere paus Benedictus XVI) ooit schetste van de rol van de Geest bij een pausverkiezing. Hij is volgens hem geen stemwijzer die je de naam influistert van degene op wie je moet stemmen. “Waarschijnlijk is de enige garantie die hij biedt, dat het conclaaf niet volledig mislukt.” Hij blijft ongrijpbaar.

Deze week moest ik iets moeilijks doen. In een kerk nog wel. Vlak voordat ik het woord moest voeren, voelde ik een zacht briesje in mijn nek. Was het de Geest? Ik volbracht mijn taak met goed gevolg. Later zag ik dat er een deur open stond.

Deze column verscheen eerder in Trouw van 22 mei 2021.