IMG_5622 2

Dankzij Ajax werd ik een kerkganger op Urk

Zondag 2 mei 2021 was een dag van groot belang. Het was de dag waarop Ajax door een overwinning op FC Emmen het 35ste landskampioenschap behaalde. Zoals zo veel dingen in deze tijd maakte ik de plechtigheid in de Johan Cruijff Arena mee vanachter mijn laptop. De wedstrijd werd in een leeg stadion gespeeld en zoals altijd was er geluid uit blik van juichende en joelende supporters.

Net echt.

In Duitsland heet degene die ervoor zorgt dat een voetbalstadion zonder publiek toch lekker vol en euforisch klinkt een toonregisseur. Dat lijkt me nou een schitterend vak. Anderhalf uur ben je even God zelf. Kijk: de scheidsrechter laat doorspelen ondanks een vuile overtreding van Sergio Ramos. Snel wat ‘scheidsrechter-doet-iets-fout’-boegeroep van de tribunes laten horen!

Misschien is dat ‘nepgeluid’ ook wel iets voor onlinevieringen. Dat je onder een virtuele Heilige Mis gewoon een Sanctus of Onze Vader uit een volle Sint-Janskathedraal zet. Of je laat bij een protestantse dienst vanuit een niet al te fraaie nieuwbouwkerk een massaal gezongen psalm 119 uit de Grote Kerk van Dordrecht horen.

Getuige van het heilige spektakel

Maar goed, afgelopen zondag zat ik dus alleen te kijken en was ik mijn eigen toonregisseur. Toen de wedstrijd klaar was en de spelers van Ajax elkaar in de armen vielen zei ik: “Jawel”. Niemand reageerde. Ik besloot nog even te wachten op de uitreiking van de kampioensschaal. Op dat moment hoorde ik een ander geluid, dat van buiten de Arena leek te komen. Het bleken de echte supporters te zijn. Buiten de ­Arena hadden zich duizenden fans van Ajax verzameld die niets liever wilden dan binnen getuige zijn van het ‘heilige spektakel’.

Op Twitter zag ik even later beelden van de hongerige massa. De supporters stonden dicht opeen en zeker niet op anderhalve meter. Hadden ze wel een mondkapje op? Wanneer hadden ze voor het laatst hun handen gewassen? Niemand die het mij kon vertellen. Door kritische geesten op Twitter werd over die Ajaxsupporters gesproken als ‘één grote, dikke middelvinger naar de zorg’. Orthodoxe christenen, die een tijdje geleden nog onder vuur lagen vanwege volle kerken op Urk en in Krimpen aan den IJssel, vroegen zich af waar nu de massale verontwaardiging bleef. Of ik wel wist dat voetbal de nieuwe religie was?

Ik denk weleens dat als het RIVM naast het aantal besmettingen, ziekenhuisopnames en de bezetting op de ic’s ook de gevoelens van verongelijktheid in ons land zou meten, we nog lang niet over de derde piek heen zouden zijn.

Het Allerheiligste aan het volk tonen

De verontwaardiging nam alleen maar toe toen de Ajax-selectie besloot de kampioensschaal aan de duizenden fans buiten het stadion te tonen en samen feest te vieren. En de politie deed ook nog eens niets! Ajax sprak van een ‘spontane actie’. Dat viel me nou een beetje tegen. Ik had gehoopt dat hier sprake was geweest van een weloverwogen beslissing.

Stel: een bisschop viert de eucharistie in een vrijwel lege kathedraal, terwijl op het plein ervoor duizenden gelovigen staan die verlangen deel te hebben aan dit misoffer. Getuigt het dan niet van wijsheid dat die bisschop naar buiten komt en het Allerheiligste aan het volk toont? De honger is gestild. Geen onrust of vernielingen. En zo blijft het rustig in de stad.

Het ongenoegen over de gebeurtenissen bij de Johan Cruijff Arena hield nog een dag of twee aan. Demissionair minister Hugo de Jonge vond dat Ajax meer ‘maatschappelijke verantwoordelijkheid’ had moeten tonen. Eerlijk is eerlijk: bij mij begon het ook een beetje te knagen. Zeker toen een collega tegen mij zei: “En dat vind jij dus wel allemaal goed? Al die mensen bij de Arena? Zeker omdat het om jouw vrienden gaat.” Opeens herkende ik mij in sommige kerkgangers op Urk. Ze zijn goedwillend en zien wel dat het gedrag van hun geloofsgenoten een beetje wringt, maar ja, het gaat om de eigen ‘familie’ en dan ben je misschien toch net iets minder kritisch.

Ik pas nu beter op met het in het openbaar belijden van mijn liefde voor Ajax. Naar verluidt is de kampioensspecial van het tijdschrift Voetbal International een lust voor het oog. Als ik besluit die toch te kopen, vraag ik aan de bladenman om ’m in een neutrale, bruine zak te doen.

Ik moet vooral niet te veel opvallen.

Deze column verscheen eerder in Trouw van  8 mei 2021

 

IMG_5622 2

Sint-Jozef is misschien wel dé antiheld van deze tijd

Op de dag dat er in Den Haag een hoop opwinding was over uitgelekte notulen en opnieuw geschonden vertrouwen, had ik met Leo van Dijck afgesproken in Smakt. Dat ligt in Noord-Limburg, vrijwel op de grens met de provincie Noord-Brabant. We zouden elkaar zien bij de kapel in Smakt die is toegewijd aan Sint-Jozef. Om hem was het mij te doen.

Het zal u misschien ontgaan zijn, maar paus Franciscus heeft 2021 uitgeroepen tot het jaar van Sint-Jozef. Hiermee wil de paus het beschermheerschap van de ‘voedstervader’ van Jezus benadrukken. Hij denkt daarbij ook aan allen die juist tijdens de pandemie blijven zorgen voor de mensen die aan hen zijn toevertrouwd.

Ik had begrepen dat in Smakt, waar zich het enige Jozefheiligdom van ons land bevindt, vanwege dat themajaar allerlei festiviteiten worden georganiseerd. Leo van Dijck (71) is namens de parochie verantwoordelijk voor het heiligdom, lees de Sint-Jozefkapel. Als wij elkaar ontmoeten, zie ik meteen dat op zijn linkerrevers een draagspeldje prijkt van het beeld van Jozef met Jezus als kind. Eigenlijk, geeft Leo toe, had hij liever gezien dat de paus even had gewacht met het Jozefjaar tot na de pandemie, maar ze vieren het themajaar in Smakt van harte mee. “Naast de speldjes hebben we ook een mooie vlag laten maken met Sint-Jozef erop. Die kost 25 euro.”

Dé antiheld van deze tijd

De draagspeldjes, de vlaggen, alsook beelden in allerlei formaten van Sint-Jozef zijn verkrijgbaar bij het naast het heiligdom gelegen café-restaurant ’t Pelgrimshuis, waar je in deze dagen terechtkunt voor coffee to go en afhaalmaaltijden. “We hebben het geluk dat we aan de route van het Pieterpad liggen: 80 procent van onze bezoekers is wandelaar. Iedereen is welkom.”

Eigenlijk weten we niet veel over Sint-Jozef, moet Leo toegeven. “In het evangelie vind je maar weinig informatie over hem en helemaal niets over wat hij heeft gezegd of gedacht. Hij is altijd op de achtergrond gebleven en heeft voorrang gegeven aan Jezus, zijn zoon – eigenlijk zijn stiefzoon – en diens moeder.”

Een dienstbare man dus, bij wie bescheidenheid en het vermogen het eigen ego opzij te zetten voor een hoger doel de boventoon voerden. Eigenschappen die niet automatisch worden toegedicht aan de moderne man. Dat maakt Sint-Jozef misschien wel tot dé antiheld van deze tijd. Daarnaast is hij de patroon van een gelukkige levensstaat, van het christelijk huisgezin en van een zalige dood. Kortom: Sint-Jozef is in staat jouw kwaliteit van leven én sterven te verhogen.

We lopen de kapel in. “We kunnen hier ondanks de coronamaatregelen prima vijftien mensen kwijt”, zegt Leo. Ik herken in de apsis het beeld van Jozef en de kleine Jezus. Leo komt hier bijna elke dag en niet alleen om het offerblok te legen. Hij vindt rust bij Sint-Jozef. “Als je hier zit, overvalt je in feite de stilte. Dan denk ik aan alle goede dingen die er zijn, soms aan de slechte dingen.” Af en toe legt Leo ook gevoelige zaken aan Sint-Jozef voor en niet zelden wordt zijn gebed verhoord. Waar het dan over gaat, wil hij niet zeggen. “Maar er gebeuren hier bijzondere dingen.”

Speler op de woningmarkt

Zo blijkt Sint-Jozef ook een speler op de woningmarkt te zijn. “Een jaar of dertien geleden, toen we midden in de bankencrisis zaten en er bijna geen huizen werden verkocht, kwam iemand hier met het idee dat als je een Jozefbeeld op zijn kop bij de voordeur in de tuin begroef, je binnen no time je huis kwijt was. Het werkte.”

Ten slotte laat Leo mij nog een reliekhouder zien met daarin een minuscuul stukje stof. “Dat is afkomstig van de mantel van Sint-Jozef, als ik het tenminste moet geloven. Maar het staat er wel op.”

We nemen buiten afscheid. Op een bankje niet ver van de kapel rusten twee wandelaars uit in de zon. “Er komen hier nog altijd zo’n vijftienduizend bezoekers per jaar, onder wie steeds meer jongeren”, vertelt Leo nog. “Jozef helpt je namelijk ook aan een vrijer als het moet.”

Hij is werkelijk van alle markten thuis.

Mocht er nou in Den Haag nóg meer vertrouwen geschonden worden, mocht de formatie nóg ingewikkelder worden en mocht Herman Tjeenk Willink niet in staat blijken om zijn ideeën aan de verschillende fractieleiders te verkopen, dan kan hij natuurlijk altijd nog een Jozefbeeld ondersteboven in zijn tuin begraven.

Zul je zien dat er binnen no time een nieuw kabinet is.

Deze column verscheen eerder in Trouw van 24 april 2021

 

IMG_5622 2

Lang leve de geleide wandeling

Laatst vroeg iemand aan mij: “Wandel jij ook elke dag sinds de coronacrisis er is?” Ik had nog niet kunnen antwoorden, of zij begon al te vertellen dat zij dat dus deed. Wind of regen: anderhalf uur, zeven kilometer, tienduizend stappen. Je werd er zo rustig van.

Zalig zijn de wandelaars, zij hebben het goede met zichzelf voor.

Omdat rust een groot goed is, besloot ik ook meer te gaan wandelen. Als ik een boodschap in de stad moest doen, liet ik de fiets staan en ging ik te voet. Alleen het idee al dat ik nu deel uitmaakte van de groeiende beweging van wandelaars bezorgde mij een goed humeur. Maar dat duurde niet lang. Op een gegeven moment waren de aanleidingen om naar de stad te gaan ‘op’ en moest ik het qua wandelbiotoop weer doen met de buurt waarin ik woon. Dat viel niet mee. Ik wilde best wandelen, maar waar moest ik heen?

Dan maar mijn stad uit. Mijn dochter (zie de column van vorige week) ontdekte de Ajax-wandeling. Die was mij goed bevallen. Je wandelt en wordt beziggehouden. Lopend door Amsterdam bleek er een nieuwe, aaibare stad voor ons klaar te liggen.

Natuurbegraafplaats naast de abdij

Opeens herinnerde ik mij dat je ­tegenwoordig een luisterwandeling kan maken op Natuurbegraafplaats Koningsakker in Arnhem. Bezoekers kunnen met hun eigen smartphone een rondleiding over de natuurbegraafplaats volgen.

Dat leek me wel wat.

Ik nam de trein naar station Oosterbeek, waar het leek alsof er nooit ­iemand aankwam of vertrok, en liep in 25 minuten naar de natuurbegraafplaats die naast abdij Koningsoord ligt en die ik kende van een eerder bezoek. De trappistinnen begonnen ruim ­anderhalf jaar geleden met de natuurbegraafplaats, onder meer als extra ­inkomstenbron. Tegelijkertijd creëerden zij zo voor zichzelf eeuwige omgevingsrust.

Het startpunt van de wandeling lag aan de rechterkant van het ‘ontvangsthuis’, net na de parkeerplaatsen op het grind. Daar aangekomen pakte ik mijn telefoon, selecteerde de route in een speciale app, klikte op play en toen begon er iemand tegen mij te praten. “Welkom bij de luisterwandeling van natuurbegraafplaats Koningsakker. Zet uw geluid op een niveau dat u alles goed kunt horen en houd tegelijkertijd rekening met andere wandelaars.” Ik antwoordde hardop: “Natuurlijk, dat zal ik doen, mevrouw”. Ik wist nog niet dat ik niemand tegen zou komen.

Naar voorbeeld van de binnentuin van de abdij is de begraafplaats opgedeeld in vier ruime velden, elk met een eigen karakter, die verwijzen naar de vier seizoenen. Ik liep eerst langs het herfstveld. “Het veld is omringd door meidoornhagen”, vertelde de vrouw. Daarna moest ik verder lopen, een heuvel omhoog. “Hier en daar ziet u boomschijven liggen. Op deze plekken is een dierbare begraven.” Ik liep naar zo’n boomschijf toe, las de naam die erop stond en liep weer stilletjes weg omdat ik niemand wilde storen.

Met het uitzoeken van dat graf wacht ik toch even

Er waren in totaal 17 verschillende aandachtspunten op de route. Steeds wanneer je op zo’n punt aankwam, begon de vrouw vanzelf te praten. Zo leerde ik over poelen (“mooi in een landschap maar bovenal enorm nuttig”) en over de abdij (“in het klooster zijn onder andere 15 gastenverblijven, een abdijwinkel, een boekbinderij en een kerk”). Ondertussen hoefde ik niet na te denken, alleen maar te wandelen door deze prachtige omgeving. Ik was een geleid projectiel.

Na een half uur kwam ik aan bij het winterveld. Een jong en rijk loofbos, vertelde de vrouw. Er waren ruim 200 inheemse bomen en struiken aangeplant. Even later wees zij mij op de mogelijkheid om alvast een graf uit te zoeken: “We gaan dan samen op pad en door middel van onze gps-apparatuur meten we de gewenste plek in. Zo kunt u (en te zijner tijd nabestaanden) altijd de plek terugvinden aan de hand van de coördinaten.”

Met het uitzoeken van dat graf wacht ik toch even. Ik wil namelijk nog heel veel wandelen voordat ik mijn laatste adem uitblaas. Geef mij gewoon wat coördinaten en ik blijf ­lopen. Neem mij bij de hand voor een geleide wandeling en het komt goed. Zo nodig maak ik mijn eigen routes.

Ik heb inmiddels in mijn buurt een ­parcours uitgezet. Lopen langs de spoorbaan naar dat kleine kerkje, vijf minuten op een bankje zitten en dan weer terug.

Ik stop nu met schrijven, want ik ga weer op pad. Nog even doorlopen en ik word Wandelaar des Vaderlands.

Deze column verscheen eerder in Trouw van 17 april 2021

IMG_5622 2

Wandeling door een nieuw Amsterdam

Bijna twee weken geleden op een zondagmiddag, toen een versoepeling van de coronamaatregelen nog ver weg leek, maakte ik met mijn dochter een wandeling door Amsterdam. Het was niet zomaar een wandeling maar een Ajax-wandeling, van het Centraal Station naar het Olympisch Stadion. Op mijn telefoon had ik via Supportersvereniging Ajax een beschrijving van de route gedownload die ons zou voeren ‘langs momenten uit zowel het heden als verleden.’

Het was ons vooral om het verleden te doen.

Ruim een jaar geleden waren we samen voor het laatst bij een wedstrijd van Ajax (tegen AZ) in een toen nog bomvolle Johan Cruijff Arena. Het leek wel drie kabinetten Rutte geleden. De uitslag moest ik googelen (0-2). Misschien was onze wandeling een poging om iets van de opwinding terug te vinden die we voor het laatst die avond in het stadion gevoeld hadden.

Toen we het Centraal Station uitliepen, regende het vrij hard. Maar als echte pelgrims lieten wij ons niet uit het veld slaan, trokken de kragen van onze jassen omhoog en zetten stevig de pas erin. Het was rustig op straat, zelfs het door de commercie toch behoorlijk vervuilde en voorheen altijd drukke Damrak kreeg nu iets sympathieks. We lieten de Dam achter ons en liepen de Kalverstraat in waar ons op nummer 2 de eerste historische plek wachtte. Ik las voor van mijn telefoon: Hier stond in 1900 Café Oost-Indië. “In een bovenzaal van dit café werd op 18 maart 1900 het huidige Ajax opgericht. Carel Reeser, Han Dade en Floris Stempel vormden het eerste clubbestuur.”

De lucht kleurde even rood-wit.

Even verderop in de Kalverstraat bevond zich de kerk met de nog altijd merkwaardige naam ‘De Papegaai.’ We liepen naar binnen, hoewel deze plek voor zover wij wisten niets met Ajax te maken had. “Komt u voor de mis?”, vroeg een man die duidelijk de wacht hield. Nee, we wilden alleen maar even een kaarsje opsteken. De man antwoordde dat het mocht. Ik doneerde ruimhartig met mijn bankpasje aan de donatiezuil die ook hier zijn intrede had gedaan, want klein kaarsengeld sterft uit.

Het heden schreeuwde keihard in ons gezicht

Toen we de Kalverstraat verlieten en onze pelgrimstocht op het Spui vervolgden, bleek dat we een historische Ajax-locatie op Kalverstraat 22-26 gemist hadden, maar we liepen door. In de Leidsestraat wees mijn dochter op haar favoriete winkels die ook zuchtten onder de lockdown en een troosteloze indruk maakten. Er was even geen Ajax-verleden in de buurt en het heden schreeuwde keihard in ons gezicht.

Via het Leidseplein (“legendarische huldigingen vonden plaats met de selectie op het bordes van de Stadsschouwburg.”) en de Weteringschans, kwamen we op het Museumplein terecht. Hier wachtten op 25 mei 1995 naar schatting 250.000 uitzinnige fans de Ajax-spelers op, die de avond ervoor in Wenen de Champions League hadden gewonnen. Nu was het er vooral koud en winderig. Op het grasveld verzamelden zich de eerste demonstranten tegen de coronamaatregelen die hier elke zondag de hoogmis van het wantrouwen vieren. Ook een soort pelgrimage.

We wandelden langs het Concertgebouw dat in een diepe slaap verzonken leek. Om ons heen werd het rustiger en ontstond er een nieuwe stad. Door de verlatenheid leek het alsof ze er pas de dag ervoor, speciaal voor ons was neergezet. Geen Nieuw Jeruzalem, maar een Nieuw Amsterdam.De weinige mensen die we tegenkwamen knikten ons toe, misschien om zo te bevestigen dat we geestverwanten waren. Nog nooit zag de Obrechtkerk er zo gesloten, maar ook zo jong uit. Min of meer per ongeluk kwamen we in het Vondelpark terecht, waar het druk was. Na een paar minuten verlieten we het weer, om terug te keren naar de rust en de contemplatie.

Op de Amstelveenseweg kwamen we opnieuw langs een dichte kerk. Voor de ingang stonden jongeren op zachte toon met elkaar te praten. Ze waren onberispelijk gekleed. Waar ze het over hadden, konden we niet verstaan en dus verwijderden wij ons. In de verte lonkte het Olympisch Stadion. Toen we ervoor stonden, vertelde ik aan mijn dochter hoe haar grootvader hier als jongen naar wielerwedstrijden had gekeken en hoe ik er Ajax ooit met 1-0 van Volendam had zien verliezen.

We namen de tram terug naar het station en lieten niet alleen een rijk verleden achter ons, maar ook een stad die nog nooit zo sympathiek en aaibaar had geleken als op deze gezegende zondagmiddag.