IMG_5622 2

Het wringt een beetje, de raadpleging van katholieken over de koers van hun kerk

Ik stel mij een man voor. Hij woont in Helmond, is getrouwd, heeft twee kinderen, werkt op een accountantskantoor en is actief katholiek. Zijn naam is Willy Jansen. Willy is geïnteresseerd in deelname aan misschien wel de grootste volksraadpleging in de geschiedenis van de mensheid.

U weet wel, het synodale proces in de rooms-katholieke kerk.

Tientallen jaren is Willy als katholiek nooit naar zijn mening gevraagd. Maar dat gaat nu veranderen. Paus Franciscus wil het gehele volks Gods, zo’n 1,3 miljard katholieken wereldwijd, betrekken bij de voorbereiding van de bisschoppensynode die in 2023 in Rome gehouden wordt. Willy uit Helmond is een van hen. Deze consultatie moet leiden tot een waarlijk synodale kerk, waarin iedereen inbreng heeft en van elkaar kan leren: de gelovigen, het bisschoppencollege, de paus zelf. Klinkt allemaal een beetje vaag, geeft ook Willy toe. Maar na het lezen van een interview in deze krant met bisschop Gerard de Korte, was het hem allemaal een stuk duidelijker geworden. Alle suggesties bleken welkom. De meest wilde plannen mochten worden ingediend om zijn kerk nieuw leven in te blazen. Willy moest gewoon wachten op een uitnodiging van de pastoor, en kwam die niet, dan kon hij de bisschop mailen. Maar, zei De Korte erbij, ‘het is niet zo dat wij opnieuw de kerk gaan uitvinden’. Ook dat had Willy gelezen. Meer ‘anders kerk zijn’ dan ‘een andere kerk’ dus.

Nu is Willy een man die normaal ­gesproken niet alleen veiligheid vindt in cijfers, maar ook in het vertrouwde. Daarom komt hij met een voor zijn doen gewaagd voorstel voor zijn kerk: ‘Laat vrouwen tot priester wijden’. Hij zag het zaaltje waar de consultatie van zijn kerk zou plaatsvinden al voor zich. Lage opkomst, dus te veel kartonnen koffiebekertjes op een tafel; hij zelf zat ergens achteraan. En dan zou hij opstaan en zijn voorstel doen.

Samen op weg met de Heilige Geest als gps

De vraag is natuurlijk wat er met de mening van Willy en al die miljoenen katholieken die ook gehoor geven aan de oproep van de paus, gaat gebeuren. Eerst worden namelijk de meningen per bisdom verzameld, dan per kerkprovincie en vervolgens per continent. Uiteindelijk komt dit alles in een groot werkdocument dat als basis dient voor die bisschoppensynode in 2023.

Paus Franciscus zei bij de officiële opening van het synodale proces twee weken geleden in Rome, dat ‘synodaliteit’ de bereidheid is zich te laten leiden naar ‘waar God wil en niet waar onze ideeën en persoonlijke voorkeuren ons heen zouden brengen’. Het blijft enigszins mysterieus. En je kunt er ook alle kanten mee op.

Inmiddels zijn ook de Nederlandse bisdommen begonnen met de raadpleging. Het gaat er in ons land ook om, als ik het goed begrijp, te luisteren naar wat de Heilige Geest ons te zeggen heeft. Volgens theoloog Jos Moons zijn we samen op weg ‘met de Heilige Geest als ‘gps’. Hier moet ik nog even op kauwen. Als ik met mijn auto ergens heen wil, dan toets ik toch liever zelf mijn bestemming in. Dat is wel even iets anders dan zomaar op pad gaan, met de heilige geest als gps. Zeker als het om de bestemming van mijn geliefde kerk gaat.

Hoe dan ook, dit is weliswaar een raadpleging, maar niet een van het ­wereldse soort. Franciscus herhaalde twee weken geleden in Rome dat een synode geen parlement is, geen overzicht van meningen, maar een kerkelijk moment.

En juist daar gaat het bij mij ­wringen.

De paus beslist

Want stel dat het voorstel voor vrouwelijke priesters van Willy Jansen uit Helmond in het werkdocument terechtkomt, dan wordt er in Rome door bisschoppen over gesproken, en als het de bisschoppen behaagt en de Heilige Geest meewerkt, misschien wel over gestemd. Maar uiteindelijk beslist de paus. Met de wil van God in zijn achterhoofd. En dat is toch wel een bij­zondere manier van omgaan met de wensen en dromen van gelovigen.

Ik moet dezer dagen nog wel eens denken aan die aardige oud-katholieke kerk, die voorloopt op Rome als het om de participatie van gelovigen gaat. De opener structuur van de oud-katholieke kerk is geschikter voor synodaal denken. Diverser ingericht. Ook hier bisschoppen, maar juist wel een ‘andere kerk’, zodat ze echt ‘anders kerk’ zijn.

Willy Jansen laat zich ondertussen niet ontmoedigen, denk ik. Hij vertrouwt op de Heilige gps.

Deze column verscheen eerder in Trouw van 23 oktober 2021.

IMG_5622 2

De vernieuwde Bijbelvertaling is vooral een protestants feestje

Na het misbruikschandaal in Frankrijk, waardoor je als katholiek nauwelijks meer over straat durfde en het liefst de dekens over je hoofd had willen trekken, was het ­deze week gelukkig weer wat rustiger voor mij. Er waren genoeg nieuws­feiten, die op zichzelf wel verontrustend waren, maar waar ik als katholiek toch ontspannen mee om kon gaan.

Neem nou de berichten dat het coronavirus weer terrein wint in ons land en dan met name in gemeenten uit de Biblebelt. Dat zijn over het algemeen gemeenten met een lage vaccinatiegraad en met een hoog aantal orthodoxe protestanten. Zo zijn er nergens zoveel besmettingen per 100.000 inwoners als in Staphorst; gemiddeld 1447 per week.

Kijk, je moet wel van erg ver komen om de katholieken hier de schuld van te geven. (Eerlijk is eerlijk: als je goed kijkt, zijn er ook in Noord-Friesland en Noord-Limburg verhoudingsgewijs veel besmettingen.)

Wacht even Rieuwerd, dat geldt niet per se voor mij

Dan was er nog een ander nieuwsfeit deze week waarin de Bijbel een rol speelde en waar ik als katholiek buiten stond. Woensdag nam koning Willem-Alexander het eerste exemplaar van de vernieuwde Bijbelvertaling, de NBV21, in ontvangst. (Die afkorting had ook kunnen slaan op de Naardense Biljart Vereniging, bij voorkeur opgericht in 1921.)

“Dit is dé Bijbelvertaling voor de 21ste eeuw”, zei Rieuwerd Buitenwerf, directeur van het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap (NBG) in de Grote Kerk in Den Haag waar de presentatie plaatsvond. Toen ik deze uitspraak las in mijn eigen krant, dacht ik: ho, wacht even Rieuwerd, dat geldt niet per se voor mij.

Nee, ik kan niet delen in de opwinding die de vernieuwde Bijbelvertaling bij nogal wat christenen in ons land lijkt los te maken. Ze laten alles achter zich – huis, gezin en werk – om naar de dichtstbijzijnde boekwinkel te rennen en het bij de tijd gebrachte Woord van God aan te schaffen. Al dan niet met een speciaal daarvoor in een keukenla bewaarde boekenbon.

Ik heb die aandrang niet. Dat zal wel iets van katholieken zijn. Wij mochten eeuwenlang de Bijbel niet zelf lezen. Hij werd áán ons voorgelezen, in de kerk. Inmiddels mag het, maar hoeft het van ons niet meer. Een katholiek gebruikt de Bijbel vooral functioneel. Die sla je open als je theoloog bent en ’m nodig hebt voor een artikel of zo. En anders laat je ’m gerust een dag of wat dicht. Niemand die je dat kwalijk neemt.

Af en toe, wanneer ik een rooms-katholieke kerk bezoek, zie ik in de buurt van het altaar zo’n grote standaard staan met daarop een fraai gekalligrafeerd boek dat openligt, vaak niet eens de Bijbel, maar het lezingenboek. Ik denk dan geen moment: laat ik die tekst eens gaan lezen.

Het beeld van dat fraai gekalligrafeerde boek in een kerk is voor mij voldoende. Ik hoor in de zondagsmis wel wat de kerk heeft behaagd die dag uit de Bijbel voor te lezen. In onze eigen katholieke vertaling wel te verstaan, want die hebben we.

Een goodiebag vol met ‘leuke dingen’

Die hele vernieuwde Bijbelvertaling is en blijft vooral een protestants feestje. Dat bewees ook de foto van de vertegenwoordigers van de verschillende kerkgenootschappen tijdens de presentatie, met in hun hand een exemplaar van de NBV21. Volgens het NBG werd zo de NBV21 symbolisch uitgereikt aan kerk en samenleving (KES?).

Het was een illuster gezelschap, daar op dat podium in de Grote Kerk van Den Haag. Mijn oog viel op de vertegenwoordiger namens de rooms-katholieke kerk. Hij stond erbij alsof hij na een verplicht feestje een goodiebag had gekregen vol met ‘leuke dingen’, waarvan hij zich afvroeg wat hij er eigenlijk mee moest.

En zo maakt in boekenkasten van dit land de NBV plaats voor de NBV21. Met een taal die weer minder verhult en nog altijd toegeeft aan de neiging van protestanten in dit land om alles te willen begrijpen. Waarin het mysterie wordt hertaald totdat er op een gegeven moment niets meer van over is.

Het Woord is weer mens geworden. De Bijbel voor de 21ste eeuw is er nu. Maar hoelang is deze houdbaar? Voor je het weet, is er weer een nieuwe hertaling nodig.

‘Het is de glorie van God, om dingen verborgen te houden; de glorie van de koningen is het, om dingen te doorgronden. De hoogte van de hemel, de diepte van aarde, en het hart van de koningen, ze zijn ondoorgrondelijk.’ (Spreuken 25 2-3, rooms-katholieke Willibrordvertaling 1995).

Deze column verscheen eerder in Trouw van 16 oktober 2021

IMG_5622 2

Misbruikschandaal Frankrijk is verpletterend walgelijk

Het eerste misbruikslachtoffer dat ik ooit interviewde was Dennis Gaboury, een Amerikaan. Dennis was in zijn jeugd door de pastoor verkracht in diens afgesloten kantoor. Ik ontmoette Dennis begin jaren negentig in een hotel in Chicago. “Wil je de korte of de lange versie van mijn misbruikverhaal?”, vroeg hij. Doe de lange versie maar, antwoordde ik.

Wat volgde was een schrijnend verhaal over een jongen uit een katholiek gezin, een populaire priester, geschonden vertrouwen, lichamelijk geweld en jarenlang leven met een groot geheim. Na afloop van het interview was ik kapot. Ook omdat deze smerigheid had plaatsgevonden binnen de kerk die mij om zoveel redenen lief was.

Sindsdien heb ik nog veel meer slachtoffers van misbruik binnen de rooms-katholieke kerk geïnterviewd. Ook in Nederland. Ik herinner mij een man, ergens in Brabant, misbruikt in zijn jeugd door een geestelijke. Tijdens het interview stond hij een paar keer op om zijn handen te wassen. Jeugd verwoest, smetvrees voor het leven. En die vrouw die drie jaar lang misbruikt werd door een zuster. Dat misbruik had enorme impact op de rest van haar leven. Een mislukt huwelijk, jaren therapie en meerdere zelfmoordpogingen. Ze vertelde dat twee van haar zussen ook waren misbruikt, door dezelfde zuster. Zij maakten een einde aan hun leven. Maar deze vrouw wilde doorleven, voor haar dochter en om ­gerechtigheid te krijgen.

Katholiek ben je niet altijd voor je plezier

Ondertussen was ik zelf ook katholiek en ben dat trouwens nog. Dat ben je niet altijd voor je plezier. Steeds als er misbruikschandalen naar buiten komen, moet ik mijzelf verdedigen. Nu ook in Frankrijk die beerput definitief open is, heb ik de eerste ‘Wat doe jij nog bij die criminele organisatie?’ alweer naar mijn hoofd gekregen.

Afgelopen week kwam een rapport uit van een onafhankelijke commissie, die heeft becijferd dat in Frankrijk tussen 1950 en 2020 216.000 kinderen en jongeren zijn misbruikt door rooms-katholieke geestelijken. Dat is een enorm aantal, maar dan zijn we er nog niet. Als ook het misbruik op katholieke scholen en bij diverse jeugdorganisaties wordt meegenomen, komt het totaal op 330.000. Ik herhaal: 330.000 slachtoffers.

Het is verpletterend walgelijk.

Op het journaal zag ik François Devaux. Slachtoffer van de priester en veelpleger Bernard Preynat die – voor zover bekend – tachtig kinderen heeft misbruikt. Devaux stond achter een spreekgestoelte en keek iemand aan. Was het wellicht de voorzitter van de Franse bisschoppenconferentie, die ook in de zaal zat? “U moet betalen”, zei Devaux. Pauze. “Voor.” Weer een pauze. “Al uw misdaden.” Einde mededeling.

Die woorden en zinnen maken niet zoveel indruk meer op me

Dezelfde voorzitter van die bisschoppenconferentie had ik even daarvoor horen zeggen dat hij zich schaamde. “Afschuw. Vastberaden. Niet meer wegkijken. Niets meer verbergen.” Ik ken die woorden en die zinnen inmiddels wel. Veel indruk maken ze op mij niet meer.

Misschien herhaal ik mijzelf, maar nog altijd wordt het échte gesprek binnen de rooms-katholieke kerk niet gevoerd. Over de werkelijke oorzaken van dat misbruik. Over het fundament van de macht. Dat je pas macht hebt binnen de kerk als je een man bent, die voor het oog van de wereld celibatair leeft. Dat dit leidt tot een ongezonde, masculiene gezagscultuur is een omstandigheid die de kerk uiteindelijk van binnenuit zal verwoesten.

Het is alsof je een huis huurt waarmee steeds iets mis is. Scheuren in het plafond, scheuren in de muur en een deur die steeds verder uit het lood hangt. Je zou willen dat de eigenaar in plaats van de scheuren te vullen de fundering eens zou inspecteren, maar hij weigert hardnekkig de vloer open te gooien.

Ondertussen ga ik me maar weer wapenen tegen de schimpscheuten van vrienden en bekenden, “Hé, jij bent toch katholiek?”

Hoge verwachtingen in het instituut

Toch krijgen ze mij nooit die kerk uit. “Ik zal nooit mijn geloof verliezen wegens het wangedrag of de misdrijven van priesters, bisschoppen en pausen”, schrijft de Vlaamse alleskunner Rik Torfs in zijn boek De kerk is fantastisch. “Alle begrip voor wie dat wel doet. Wellicht omdat hij of zij, vaak onuitgesproken, kerk en geloof als volledig met elkaar verbonden beschouwt. Dat is naar mijn aanvoelen onjuist maar getuigt wel van hoge verwachtingen in het instituut. Alsook het vermoeden dat kerkleiders deugdzame mensen zijn, een schromelijke misvatting.”

Ach, ik ken gelukkig kerkleiders die wel deugdzaam zijn. Maar voor de rest is deze tekst van Torfs prima lesmateriaal voor de cursus ‘Omgaan met misbruikschandalen’.

Voor gevorderden, welteverstaan.

Deze column verscheen eerder in Trouw van zaterdag 9 oktober

IMG_5622 2

God prijzen kan niet zonder het rumoer van de wereld

Een paar weken geleden zat ik om een uur of zes ’s avonds op een terras in Rome. Het was bloedheet en het terras voelde als een haven die we na een uitputtende zeereis op het zuidelijk halfrond waren binnengevaren. De ober noemde ons in een recordtijd al ‘my good friends’ en vroeg 5 euro voor een blikje cola. Ik vond het allemaal best.

Hij zette de blikjes frisdrank voor ons neer en gaf er nog een schaaltje chips bij. Precies op dat moment kwam er vanuit de kerk, die ook aan het plein stond, een flard van gezang. De avondmis was begonnen. Het was een geruststellend geluid, ook al werd er niet vlekkeloos gezongen. Bovendien had de zang niet het alleenrecht in de stad. Er was allerlei lawaai waartegen de lofprijzingen aan het adres van God moesten opboksen. Luidruchtig converserende Romeinen, stadsbussen in de winkelstraat even verderop en de sirenes van de altijd aanwezige ambulances van Rome. Zo leken al die geluidsgolven een tijdje los van elkaar te bestaan. Maar soms raakten het gezang en het stadrumoer elkaar ritmisch precies op het goede moment en ontstond er een symfonie waar een moderne componist maanden voor nodig zou hebben om te componeren.

Dat is wat liturgie voor mij moet zijn: het vieren van het heilige mysterie, maar nooit in een vacuüm, altijd in verbinding met een stad, een dorp, de wereld, hoe beroerd die er soms ook aan toe zijn. Liturgie en wereld kunnen niet zonder elkaar. Ze maken elkaar beter; de een verdort zonder de ander. Maar liturgie is ook meer dan ooit een object van smaak geworden, van ideologische strijd en verdeeldheid.

De mis werd door verschillende pausen geüpdatet

Ooit was dat anders. Eeuwenlang werd in verreweg de meeste rooms-­katholieke kerken over de hele wereld dezelfde Latijnse mis gevierd, de ­eucharistieviering volgens de Romeinse Ritus zoals die na het Concilie van Trente (1545-1563) werd vastgelegd en in de loop der tijden door verschillende pausen werd ‘geüpdatet’. We hebben het dan over de Tridentijnse mis.

Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie – dat tussen 1962 en 1965 in Rome gehouden werd en de kerk bij de tijd moest brengen – veranderde alles. De Tridentijnse mis werd min of meer afgeschaft. De Latijnse mis bleef, maar in afgeslankte vorm. En het werd toegestaan die mis in de eigen volkstaal te vieren. De priester stond niet meer met zijn rug naar de gelovigen in de kerk, maar draaide zich naar hen toe.

De eucharistie werd iets van de priester en het volk Gods samen. Dit is de mis zoals ze nu in bijna alle katholieke kerken van Nederland wordt gevierd en waar ik me bij thuis voel. Dat mag in mijn volkstaal, al heb ik er soms ook behoefte aan om in het Latijn mijn geloof te kunnen vieren.

Die Tridentijnse mis is nooit echt afgeschaft. Paus Benedictus XVI, zelf opgevoed in deze liturgische traditie, gaf in 2007 meer ruimte aan de ‘oude’ mis. Kleine groepjes traditionalistische katholieken vierden de eeuwenoude liturgie die zij beschouwden als een kostbaar bezit, in alle vrijheid. Maar onlangs besloot paus Franciscus de ­viering van de Tridentijnse mis weer aan banden te leggen. Die werd in zijn optiek gebruikt om verdeeldheid in de kerk te zaaien.

‘Onbegrijpelijk dictatoriale ingreep’

De beslissing van de paus leidde tot nogal wat boosheid in beperkte kring. Vaak bij priesters en bisschoppen die toch al niet veel op hebben met Franciscus en alles waar hij voor staat. Maar nu hij het gewaagd heeft traditionele katholieken hun kroonjuweel zo ongeveer af te pakken, gaan ze helemaal los. Er vallen termen als ‘onbegrijpelijke dictatoriale ingreep’ en ‘kwaadaardige oekaze’. Let wel: het gaat hier niet om de machtsovername van de Taliban in Afghanistan, maar over een beslissing van de paus in Rome.

De meeste Nederlandse katholieken halen hun schouders op over dit rumoer, als ze er al van weten. Van mij persoonlijk mag die Tridentijnse mis gewoon gevierd worden, mits er niemand wordt buitengesloten of beledigd.

Ik zou het wel prettig vinden als al die priesters en bisschoppen die het niet eens zijn met de beslissing van de paus hun woede en activisme ook eens zouden aanwenden om de onvolmaakte wereld buiten hun kerkgebouw beter te maken. Het prijzen van God, in welke taal dan ook, heeft op de achtergrond het rumoer van die wereld nodig.

Anders wordt liturgie een luxe speeltje in handen van verwende gelovigen.

Deze column verscheen eerder in Trouw van zaterdag 21 augustus 2021. 

 

IMG_5622 2

Geen maanlanding in de zakagenda van mijn tante, maar ze schreef wel over de nieuwe paus

Op de tafel in mijn huis­kamer ligt een lange rij zakagenda’s – van 1956 tot 2015 – waarin mijn tante Tonnie, in een schitterend handschrift, iedere avond opschreef hoe haar dag eruit had gezien. Hoe het weer was, of ze hard had moeten werken op kantoor, wat ze in het huishouden had gedaan en andere gebeurtenissen uit haar persoonlijke leven.

De zakagenda’s nam ik in 2017 na haar overlijden mee uit haar kamer in het verzorgingshuis, toen we die als neven en nichten moesten leegruimen. Vier jaar lang rustten ze in een grote tas in mijn opslagbox, tot ik ze deze week toevallig tegenkwam. Ik nam de zakagenda’s mee naar mijn ­appartement, bekleedde mijn eettafel ermee en begon te lezen. Waar was ik naar op zoek? Niet naar grote geheimen, daar had mijn tante er maar weinig van. Misschien wilde ik gewoon weer deel uitmaken van haar leven dat zo overzichtelijk en gelukkig leek. Wilde ik de tijd weer aan mijn kant zien te krijgen. Hoewel dat laatste natuurlijk lastig is.

Uit die lange rij bruin gekleurde agenda’s haalde ik 1974 eruit. Zomaar, zonder speciale reden. Mijn tante was toen 48, woonde met haar veel oudere Italiaanse echtgenoot in Rome en werkte daar op de Nederlandse ambassade. Mijn oom en tante hadden geen kinderen. Dat waren mijn broers, mijn zus en ik in zekere zin voor hen. De eerste dag van 1974 viel op een dinsdag. Mijn tante schrijft dan: “Naar Frascati, Cacciani, lekker gegeten, autostrada terug – gestreken.” Het stadje Frascati ligt twintig kilometer ten zuidoosten van Rome op een van de ­Albaanse heuvels. Ik ben er vaak met mijn oom en tante geweest. We zullen ook weleens bij Cacciani gegeten hebben. Ik zocht het op internet op, het bestaat nog steeds. Het is nu een hotel. Was dat toen ook al zo?

Op 2 januari moet mijn tante weer naar kantoor. “Hard gewerkt”, noteert ze die avond. De rest van de ruimte op die dag laat ze leeg. Zondag 6 januari is daarentegen helemaal vol geschreven. “Regen, naar Frascati, mis, Cacciani ­gegeten, geslapen, Canzonissima.” Dat laatste was een amusementsprogramma, dat van 1958 tot en met 1974 op de Italiaanse televisie werd uitgezonden. Mijn tante hield enorm van dit soort shows. De televisie stond dan altijd te hard, kan ik me herinneren.

Niets bijzonders, bijtijds naar bed

Mijn tante was trouw in het bijhouden van haar leven. Ze schreef elke dag in haar zakagenda, ook al was er weinig nieuws. Vrijdag 18 januari: “Koper gepoetst”. Dinsdag 12 februari: “Niets bijzonders, bijtijds naar bed”. 23 april: “Salarissen afgemaakt, met Zandvoort gebeld”. Zandvoort, daar woonden haar ouders en haar zus (mijn moeder). Mijn naam kom ik in deze zakagenda achterin tegen bij de verjaardagen van haar neefjes en nichtjes (“Stijntje, 20.2.1966”). Bewijs dat ik toen inderdaad bestond!

Je hebt dagboeken in alle soorten en maten. Bekend zijn die van ­Samuel Pepys, een Britse marineambtenaar uit de zeventiende eeuw, die minutieus zijn leven én de stormachtige ontwikkelingen in zijn land vastlegde. Hij beschreef zijn vele buitenechtelijke relaties, maar ook de zeeoorlogen met Holland en de grote brand die Londen in 1666 trof.

Mijn tante daarentegen liet vrijwel alle grote wereldgebeurtenissen die tijdens haar leven plaatsvonden, onvermeld. Zo ontbreekt in juli 1969 elke verwijzing naar de maanlanding en haalde ook de val van de Muur in november 1989 de zakagenda van mijn tante niet. Wel vermeldde ze de moord op president Kennedy (november 1963) en de uitverkiezing van de pausen ­Johannes Paulus II (16 oktober 1978) en Benedictus XVI (19 april 2005). Het weer was die dag trouwens “Zacht en bewolkt”, weet ik uit de agenda van mijn tante.

Als journalist heb ik de neiging de geschiedenis te lezen aan de hand van oorlogen, rampen en een moord op een bekend persoon op klaarlichte dag, midden in de stad. Maar mijn tante Tonnie beleefde haar bestaan vooral langs de lijnen van wat er in haar eigen leven gebeurde. En dat was voor haar genoeg.

De laatste keer dat zij in haar agenda schreef, was op 25 december 2015: “Kerstmis”, staat er nauwelijks leesbaar. Haar schitterende handschrift was toen al niet meer wat het ooit was geweest. Mijn tante was zich aan het voorbereiden op het einde van haar leven en klaar voor een nieuw bestaan, op een plek waar het koper altijd gepoetst was en zakagenda’s leeg konden blijven.

Deze column verscheen eerder in Trouw van zaterdag 14 augustus 2021.

IMG_5622 2

Rust zoeken in het klooster is voor mij niet nodig. Ik ben er al met een aflevering van ‘We zijn er Bijna’!

“Maak het jezelf gemakkelijk en sluit je ogen”, zegt de stem in mijn slaapkamer, die – afgezien van een streepje licht onder het rolgordijn – helemaal donker is. “Word je bewust van je ademhaling en adem gewoon in, langzaam en diep. Sta jezelf toe om met elke ademhaling meer te ontspannen.” De stem zwijgt nu even en de Oosterse muziek die hem al een paar minuten begeleidt, neemt in volume toe. “Maak jezelf nu de mantra eigen.” De stem is weer terug. Dan volgen een paar onverstaanbare klanken. Geen idee wat hij nu zegt. Maar dat geeft niets. Ik word er rustig van.

En dat gaat af en toe ook ’s nachts nog door.

Dus zoek ik naar rust.

Die vind ik aan de randen van de nacht bij een Indiase goeroe en overdag bij een meditatie-app van de jezuïeten, of in dat ene fijne huis, in een zekere dagorde, en soms bij een filmpje dat ik maakte van de Tyrreense Zee. Maar niets verzoent mij zo met de stress van het dagelijks leven en maakt mij zo rustig als het televisieprogramma We zijn er Bijna! van Omroep Max. 45 minuten meditatie van het allerhoogste niveau.

Voor de enkeling die het nog niet kent: in dat programma volgt presentatrice Martine van Os een groep vakantiegangers op leeftijd die met een caravan of een camper samen een reis maken door Europese landen. Een soort logboek in beeld. Vorig jaar kon het programma vanwege het coronavirus geen doorgang vinden, maar vanaf volgende week is er weer een nieuwe serie. Deze keer reizen al die lieve bezitters van caravans en campers door ons eigen Nederland. Ze heten vaak Henk of Theo, of Trees, namen die kinderen tegenwoordig nog maar zelden krijgen. Ze leiden een leven dat uitblinkt door rust, reinheid en regelmaat, maar vooral rust. En tevredenheid.

Ik benijd hen.

Wat er gebeurt in al die uitzendingen? Heel weinig. En dat is nou juist zo fijn. Het is een verslag van het dagelijks leven op de camping. Er zijn natuurlijk reisdagen. Ook bezoekt het gezelschap met enige regelmaat een stadje onder leiding van een vaak nogal luidruchtige gids, maar ik ben vooral blij als ze weer terug zijn op de camping en de rust ook in beeld wederkeert.

Vijf Henken in het gezelschap

Er staan negen seizoenen van We zijn er Bijna! op NPO Plus. Deze week keek ik naar seizoen zes, waarin Spanje en Portugal bezocht werden. In het reisgezelschap bevonden zich vijf Henken. Ik bedoel maar. De laatste aflevering begon vertrouwd: een schitterende zonsopgang en God had zojuist opnieuw een paradijselijke camping geschapen. Even later zagen we een deel van het reisgezelschap aan de koffie, met taartjes! Of er wat te vieren viel, wilde Martine weten. Nee, eigenlijk niet. Nou ja, het mooie uitzicht misschien.

Het beste deel van de meditatie komt als er een dag niets op het programma staat. Een ‘vrije’ dag, heet dat. Dan wordt er niets gedaan. Hoewel: de caravan wordt zorgvuldig van binnen en buiten schoongemaakt, de was wordt gedaan en er wordt op een klapstoel voor de caravan in de zon gezeten, al dan niet met een puzzelboekje. Ik ben na het kijken naar zo’n vrije dag volkomen ontspannen. Mijn leven is weer in balans.

Helemaal zen

Wij moderne mensen zoeken de rust overal, gaan er zelfs voor naar kloosters. Maar dat is voor mij dus niet nodig. Ik ben er al met een aflevering van We zijn er Bijna!

Laatst reed ik op de A1. Voor mij een caravan. Even speelde ik met de gedachte die te volgen tot zijn eindbestemming. Gewoon samen met de eigenaren voor de caravan zitten. Koffie met een taartje. En genieten van het uitzicht. Helemaal zen.

Deze column verscheen eerder in Trouw van zaterdag 7 augustus 2021

IMG_5622 2

Katholieken van Nederland, er is nog niets verloren

De stemming in ons land doet euforisch aan. Op straat wordt weer gegeten en gedronken dat het een lieve lust is.

Ook de kerken mogen weer meer mensen toelaten, ze kunnen van dertig naar zestig mensen. De rooms-katholieke kerk houdt het aantal toegestane gelovigen bij vieringen in kleine kerken voorlopig nog even op vijftig. Voor grotere kerkgebouwen met meer dan driehonderd ­reguliere zitplaatsen geldt dat maximaal 15 procent van het aantal zitplaatsen mag worden benut. Dat wordt nog rekenen. Misschien kan de apostel Thomas, patroonheilige van de landmeters, hier nog iets in betekenen.

In tegenstelling tot de wereld om hen heen, lijkt er onder de katholieken van euforie over de terugkeer naar het aan hen toegewezen godshuis nog geen sprake. De rooms-katholieke kerk in ons land is verzwakt uit de coronacrisis gekomen, ook omdat er al sprake was van onderliggend lijden. De toestand van de kerk liet al te wensen over en dan hakt zo’n virus er ook nog eens flink in. Nu zakt de Moederkerk zelfs af en toe even weg en droomt dan van haar rijke verleden dat in brokstukken om haar heen ligt.

Een doodsche stilte als der woestijnen
Zweeft hoorbaar om der zuilen top,
Daalt van der koepels breede lijnen,
Stijgt van ‘t bedekt plaveisel op …

Dit zijn dichtregels van Herman Schaepman (1844-1903), de Twentse priester-dichter; in de tweede helft van de negentiende eeuw een groot katholiek emancipator. Dat woord is trouwens bijna vergeten: emancipator. Schaepman zelf lijkt niet vergeten. Overal in ons land zijn er Dr. Schaepmanlanen en Dr. Schaepmanstraten. Maar hoeveel bewoners weten nog wie hij was?

Een monument van Noord-Koreaanse proporties

In Schaepmans geboorteplaats Tubbergen staat nog altijd een uit 1927 ­daterend standbeeld van hem. Een paar weken geleden was ik daar in de buurt en besloot ik erheen te rijden om Schaepman een bezoek te brengen.

Het standbeeld bleek lastig bereikbaar met de auto. Zo ontbeerde het monument een parkeerplaats voor personenauto’s en toeristenbussen. Er schuin tegenover was weliswaar een zuivelhandel waar ruimte was om mijn auto te parkeren, maar ja, misschien was de eigenaar daarvan wel een ander geloof toegedaan en zat hij niet te wachten op nieuwsgierige toeristen als ik. Ik zette mijn auto een paar straten verderop neer en liep via een voetgangerstunnel terug naar het monument dat zich in de verte op een heuvel aandiende. Hoe dichter ik bij Schaepman kwam, des te groter het standbeeld werd. Dit was een monument van Noord-Koreaanse proporties. Waarvan zelfs Kim Jong-un zou zeggen: ‘Je kunt ook overdrijven’.

Toen ik eenmaal voor hem stond, was ik nog steeds onder de indruk. Daar stond de emancipator die uitkeek over een wereld die al lang niet meer de zijne was. Het brons van het beeld was door de tijd aangetast, maar voor de rest straalde Schaepman vooral strijdbaarheid uit. Niet voor niets had hij zijn rechtervuist gebald. Op de voorkant van de granieten sokkel prijkte zijn wapen (met daarin een ganzenveer) en Schaepmans beroemde devies ‘Credo pugno’ (ik geloof, ik strijd).

Dr. Schaepmanhoekje

In het gemeentehuis van Tubbergen bleek zich nog het Dr. Schaepmancentrum te bevinden. Dat moest ik natuurlijk ook zien. Helaas vertelde de receptionist daar dat het Schaepmancentrum was teruggebracht tot een Schaepmanhoekje. ‘Vanwege de coronapandemie, begrijpt u wel’.

Dat hoekje bleek een vitrine te zijn met daarin onder meer het dodenmasker van Schaepman en een sigarenkoker in schildpad uitgevoerd en met onder meer goud, zilver en parelmoer ingelegd. Een geschenk van paus Pius IX aan Schaepman. Allemaal mooi hoor, maar ik liep toch een beetje teleurgesteld het gemeentehuis van Tubbergen uit. Was dit nou alles wat er van het Dr. Schaepmancentrum zou overblijven?

Je mag hopen van niet. Zoals je ook mag hopen dat de katholieke kerk in ons land niet definitief verwordt tot een monument waar je moeilijk je auto kwijt kan; een fremdkörper in een landschap dat voorgoed veranderd is. Een vitrine in het gemeentehuis. De vraag is of de katholieken van Nederland zich zullen neerleggen bij deze neergang van hun kerk. Of zullen ze de coronacrisis aangrijpen als een nieuw begin? Dat laatste vereist een gezonde omgang met het verleden, moed en creativiteit bij de kerkleiding en een gezonde portie vechtlust bij alle gedoopten.

Er is nog niets verloren, katholieken van Nederland. Dus bal die vuist en zeg het Schaepman na: ‘Ik geloof, ik strijd’.

Deze column verscheen eerder in Trouw van 5 juni 2021.

IMG_5622 2

De troostende werking van nooit gelezen boeken

Ik googelde ‘Hugo de Jonge’ gecombineerd met ‘soep’ en ik kreeg als zoekresultaat ‘versoepelen’. Daarna googelde ik ‘Hugo de Jonge’ gecombineerd met ‘boeken’ en kreeg ik ‘Zoek alvast een camping, maar wacht tot volgende week met boeken’. Ten slotte googelde ik ‘Hugo de Jonge’ en ‘cultuur’ en ik kreeg ‘het was on­gelukkig om cultuur niet-essentieel te noemen’.

Tijdens een debat met de Eerste ­Kamer zei onze demissionair minister van volksgezondheid deze week dat die term ‘niet-essentieel’ uit een advies van de Gezondheidsraad kwam. Het had met de wetgeving op testen te maken, geloof ik, maar het gebruik van de term was ‘voer voor misverstanden’, vindt de minister nu. “Natuurlijk is cultuur essentieel, we kunnen niet zonder culturele uitingen”, aldus De Jonge. Eerder opperde hij om cultuurarmoede te bestrijden met het opzetten van een dvd. Nu laat De Jonge dus een ander geluid horen. Volgens de ­minister is het werk van kunstenaars en theatermakers ‘wat het leven mooi maakt’ en hebben mensen het ook ­nodig om optredens te kunnen bij­wonen in ‘zo groot mogelijke zalen’.

Een late bekering.

Hemelse muziek, grandioos theater en zinnige boeken

Als ik De Jonge was geweest, had ik de helende rol van kunst en de troostende werking van schoonheid benadrukt. Meer dan ooit hebben we behoefte aan hemelse muziek, grandioos theater en zinnige boeken als een medicijn tegen het leven dat je elke dag wel een ander kunstje flikt. Maar als het ging om versoepelingen van de coronamaatregelen was het lang wachten op meer zuurstof voor bibliotheken, boekhandels en theaters. “De geschiedenis leert dat politici in de schouwburg altijd eerste rang zitten, maar op het Binnenhof zit cultuur op de achterste rij”, schreef Bart Zuidervaart in deze krant.

We hebben het over schoonheid dus. En over troost.

Op Facebook schrijft hoogleraar oecumenica en remonstrants predikant Peter Nissen al ruim een jaar elke ochtend een stukje onder de kop ‘Van de schoonheid en de troost’, naar het beroemde VPRO-televisieprogramma van Wim Kayzer van een jaar of twintig geleden. Nissen is met zijn serie al toe aan aflevering 407. Elke ochtend zet hij een boek, film of een schilderij (De Jonge zou zeggen een ‘culturele ­uiting’) in het licht. Ik steek er altijd wat van op. Deze week ging het onder meer over de Franse schilder Georges Rouault, de heilige Beda de Eerbiedwaardige en de roman Raam, sleutel van Robert Welagen. Die roman werd door Nissen van harte aanbevolen. Ik nam mij voor ’m inderdaad te gaan ­lezen, maar vandaag of morgen komt Nissen weer met een nieuwe onweerstaanbare boekentip. Hem bijhouden in zijn aanstekelijke leesdrift lukt mij niet. Ik schiet als lezer hopeloos tekort.

Kansloos tegen zoveel goede smaak

Hetzelfde effect heeft de Amerikaanse literatuurcriticus Michiko ­Kakutani op mij. Kakutani was hoofdredacteur boekrecensies van de The New York Times en beveelt in haar nieuwste boek Ex Librisruim honderd favorieten aan. Daar zit van alles en nog wat bij: geliefde klassiekers, fictie, non-fictie, boeken over klimaatverandering, Mohammed Ali en over volksgezondheid. Van Saul Bellow tot Stefan Zweig.

Ik wist al snel nadat ik in Ex Libris begon te lezen, dat ik kansloos was. Kansloos tegen zoveel goede smaak, tegen Kakutani’s verrukkelijke stijl en tegen zoveel boeken waar je niet omheen kunt, maar waarvan ik waarschijnlijk maar een klein deel zal kunnen lezen. Alsof je voor een bergmeer staat dat je op doktersadvies helemaal moet leegdrinken.

In haar inleiding citeert Kakutani de Argentijns-Canadese non-fictieschrijver, essayist, vertaler, journalist en bibliofiel (was ik dat allemaal maar) Alberto Manguel. In zijn boek Een geschiedenis van het lezen beschrijft hij een Perzische potentaat uit de tiende eeuw die een reis ondernam waarbij hij zijn verzameling van 117.000 boeken zou hebben geladen op de ruggen van ‘vierhonderd kamelen die waren afgericht om in alfabetische volgorde te lopen’. Een prachtig beeld. Achter mij lopen inmiddels vierhonderd olifanten met mijn verzameling van tienduizenden niet-gelezen boeken op hun ruggen. Maar toch: het idee dat die boeken bestaan als mogelijke troost, is een geruststelling. Al lees ik er maar een páár.

Ik googel ‘boekenhemel’ en zie een foto van een boekhandel in de Chinese miljoenstad Chongqing. Er zijn 80.000 boeken te koop, maar onder meer door het gebruik van spiegels lijken het er oneindig meer. In mijn gedachten zet ik in die boekhandel een bordje neer met daarop de tekst: ‘Alleen kijken mag ook’.

Deze column verscheen eerder in Trouw van 29 mei 2021.

 

IMG_5622 2

Een ongrijpbare pinksterconferentie in Ahoy

Mijn eindredacteur belde. Of mijn column van deze week over Pinksteren zou kunnen gaan. “Je weet toch dat we een speciale ‘editie’ met Pinksteren maken die lezers kunnen downloaden op hun iPad? Ik denk dat die het heel leuk vinden om jouw column daarin aan te treffen.”

Ik hield mijn mond, maar dacht wel: ‘Mijn hemel, Pinksteren, dan schrijf ik nog liever over het Songfestival.’

Als doorgewinterd columnist draai ik mijn hand niet om voor kerkelijke feesten als Pasen en Kerstmis, maar met Pinksteren ligt dat toch anders. Terwijl het even stil bleef op de lijn, kwamen de volgende onaffe zinnen over Pinksteren in mijn hoofd voorbijgevlogen: uitstorting Heilige Geest, geboorte van de kerk, de leerlingen angstig bijeen in een afgesloten zaal, ‘wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden’ en de liturgische kleur is rood. Verder kwam ik niet.

“Denk er nog maar eens over na”, zei mijn eindredacteur. “Laat je nog even weten of het lukt?”

Het grootste christelijke evenement van ons land

Toch heb ik weleens eerder over Pinksteren geschreven. Voor deze krant ben ik een aantal keren op pinksterconferentie Opwekking geweest. Een blik in het archief van de krant leerde mij dat ik half mei 2016 voor het eerst naar Biddinghuizen reed om verslag te doen van dit grootste christelijke evenement van ons land. Dat was op dezelfde dag dat zanger Douwe Bob met Slowdown meedeed aan de finale van het Eurovisie Songfestival.

Ik weet nog dat ik, eenmaal aangekomen op het evenemententerrein dat naast Walibi Holland ligt, van de ene in de andere verbazing viel. Wat was het er druk. En wat waren hier een hoop gezinnen met kinderen. Jonge kinderen, maar ook pubers. Iedereen was zo blij. Terwijl het weer die zaterdagavond toch bepaald te wensen overliet. Het was maar 9 graden en het leek wel of alle regenbuien van Nederland zich hadden samengetrokken boven de hoofden van de 50.000 voornamelijk evangelische christenen die vervuld waren van de Heilige Geest.

Er stond een grote tent waarin geworshipt werd, vaak door middel van gezang. Het overgrote deel van de bezoekers kende de liederen en zong de tekst woord voor woord mee. De sfeer was euforisch. Dit was hún feest. Iedereen leek elkaar ook te begrijpen. Barrières van welke soort ook leken hier te zijn weggevallen.

Ik voelde me een buitenstaander

Toch voelde ik me een buitenstaander die zaterdagavond in 2016 op dat evenemententerrein in Biddinghuizen. Het leek alsof iedereen hier de Geest al had gevonden, terwijl ikzelf nog nauwelijks kon invoelen wat hij nu eigenlijk voorstelde. Zij hadden de wind – een vaak gebruikt beeld voor de Heilige Geest – al mee. Toen het alsmaar kouder werd, besloot ik naar huis te gaan. Daar bleek dat Douwe Bob op de elfde plaats was geëindigd met 153 punten.

Alsof de voorzienigheid ermee speelt, vallen ook dit jaar het Eurovisie Songfestival en pinksterconferentie Opwekking samen. Vanwege de coronamaatregelen ontmoeten de deelnemers elkaar dit jaar niet naast Walibi Holland, maar op een digitaal evenemententerrein.

Het Songfestival wordt deze keer in Ahoy in Rotterdam gehouden en daar mag zelfs publiek bij. De zaal is groot en de leerlingen zijn vrolijk en niet angstig. Net als bij Opwekking wordt hier gezongen, kennen de bezoekers de liedjes al en zingen ze die vaak woord voor woord mee. Taalbarrières zijn weggevallen, iedereen begrijpt elkaar. Dit is hún feest. In talkshows op de televisie buigen de Eurovisie-schriftgeleerden zich over het heilige repertoire en vermelden er dan graag bij of iets wel of niet in de geest van het Songfestival is.

Wat die geest inhoudt en hoe die werkt, daar krijg ik wederom geen grip op. Ook hier voel ik mij een buitenstaander.

De rol van de Geest bij een pausverkiezing

Terug naar de Heilige Geest. Misschien voel ik mij uiteindelijk nog het meest thuis bij het beeld dat kardinaal Joseph Ratzinger (de latere paus Benedictus XVI) ooit schetste van de rol van de Geest bij een pausverkiezing. Hij is volgens hem geen stemwijzer die je de naam influistert van degene op wie je moet stemmen. “Waarschijnlijk is de enige garantie die hij biedt, dat het conclaaf niet volledig mislukt.” Hij blijft ongrijpbaar.

Deze week moest ik iets moeilijks doen. In een kerk nog wel. Vlak voordat ik het woord moest voeren, voelde ik een zacht briesje in mijn nek. Was het de Geest? Ik volbracht mijn taak met goed gevolg. Later zag ik dat er een deur open stond.

Deze column verscheen eerder in Trouw van 22 mei 2021.

IMG_5622 2

Het zou goed zijn als antivaxxers dit eens konden zien

Het adres waar mijn vriendin zich moest melden voor haar coronavaccinatie kwam ons beiden onbekend voor. Gelukkig werd erbij vermeld dat het naast een filiaal van een bouwmarkt was. Zo hadden we toch enig houvast.

Toen we ons aan het begin van de zaterdagavond met de auto zoekend een weg baanden door een bedrijventerrein in Hilversum, duurde het nog een tijdje voordat we de bewuste bouwmarkt hadden gevonden. Ook de tomtom had er moeite mee.

Min of meer plotseling stonden we er dan toch voor. De naam van de bouwmarkt prijkte in levensgrote, hemelsblauwe letters op de gevel. Daar had je geen bril voor nodig. We moesten op het parkeerterrein ernaast zijn. Daar stond een grote witte partytent die dienstdeed als vaccinatielocatie. Een jongeman, gehuld in felgele kleding, liep bij de ingangspoort van het terrein en maakte ons met een vriendelijk armgebaar duidelijk dat we naar binnen mochten rijden. We waren welkom.

Beschermer van mensen

Mijn vriendin loopt door een blessure met krukken en dus vroeg ik aan een andere poortwachter of we op een van de gehandicaptenparkeerplaatsen, direct naast de ingang van de tent, onze auto mochten neerzetten. “Natuurlijk mijnheer, geen probleem”, antwoordde de man, die doordat hij én een zwarte capuchon ophad én een zwart mondkapje droeg, nauwelijks een gezicht leek te hebben. Hij was in ieder geval ook heel vriendelijk. Duidelijk een beschermer van mensen.

We liepen naar binnen en werden daar opnieuw welkom geheten. Deze keer door een vrouw met een rood vestje aan. Ze wees ons op een aantal loketten waar mijn vriendin zich mocht melden. De loketten werden bemand door medewerkers die een wit vestje droegen, geheel in lijn met de kleur van het tentdoek. Alles was trouwens smetteloos wit hier. De papieren werden aan het loket bekeken en goed bevonden.

We mochten verder. Wat is het hier allemaal goed geregeld, zei ik net iets te hard.

De vaccinatie zelf vond plaats in een ruimte die veel weg had van een pashokje. U weet wel, met zo’n gordijn ervoor. Ik mocht mee naar binnen. Mijn vriendin mocht zelf de arm kiezen waar de injectie in ging. Het was allemaal zo gebeurd. De zoveelste aardige mevrouw in een rood vestje verwees ons vervolgens naar een belendende ruimte in de tent waar wij vijftien minuten moesten wachten voordat we naar huis mochten.

Het werd een prachtig kwartier.

Zorgvuldige aandacht, oprechte tederheid

Om ons heen zaten in stilte zo’n 25 mensen die ook moesten wachten. Allemaal op spierwitte klapstoelen. De enige kleur kwam vanaf de wanden van de tent waar grote panoramafoto’s met uitgestrekte tulpenvelden ons aankeken. De sfeer was bijna sacraal. Iedereen leek ontspannen en ongehaast. De een keek naar het scherm van zijn telefoon, een ander maakte een cryptogram in een puzzelboekje. Een medewerker van het Rode Kruis liep rond en vroeg af toe aan een net gevaccineerde: “Gaat het goed? Nergens last van?” Ook hoorde je haar op vriendelijke toon telkens tegen vertrekkende mensen zeggen dat ze hard tegen de rode balk van de buitendeur moesten drukken, omdat-ie anders niet openging.

Ik bedacht me dat het goed zou zijn als antivaxxers dit allemaal eens zouden zien. Zoveel zorgvuldige aandacht, zoveel oprechte tederheid. Even wilde ik hier zelfs het woord ‘liefde’ gebruiken.

In de uitbundige televisieserie The New Pope houdt de fictieve paus Johannes Paulus III (gespeeld door John Malkovich) een toespraak voor de verzamelde kardinalen waarin hij spreekt over de liefde. “U zult bij mij komen en vertellen over het lijden in de wereld en ik zal zeggen: ‘Dat zijn allemaal uitwassen van liefde. Verstoringen van ons vermogen om lief te hebben.’ Het probleem, broeders, is liefde. De vraag is dan ook: ’Hoe moeten wij liefhebben?’ Dit is mijn manier: met tederheid, zonder passie. Passie is de eeuwige vijand van nederigheid. Christelijke nederigheid die spaarzaam, rechtvaardig en noodzakelijk is.”

Ik weet niet of die medewerkster van het Rode Kruis weet had van christelijke nederigheid, maar ze straalde het wel uit. Van tederheid kun je nooit genoeg hebben. Van passie misschien wel.

Toen onze tijd in de vaccinatiekathedraal erop zat, stonden we op en liepen ook wij naar de uitgang. ‘Goed op de rode balk drukken’, zei de medewerkster van het Rode Kruis nog.

Het was eigenlijk best jammer dat we niet wat langer mochten blijven.

Deze column verscheen eerder in Trouw van 15 mei 2021